Meehelpen? Ga naar etymologieWiki

 

Jaarwoordgenerator
Vul hier een jaartal in (vanaf 1800) en ontdek welke woorden er in dat jaar aan het Nederlands werden toegevoegd.

 

kweken - (doen ontstaan, doen groeien)

Etymologische (standaard)werken

M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdam

kweken ww. ‘doen ontstaan, doen groeien’
Mnl. queken ‘zorg dragen voor, koesteren’ in hi ... dien stert queket ‘hij (de papegaai) verzorgt zijn staart goed’ [1287; VMNW], ‘voeden, in leven houden’ in voeden ende queken [1340-60; MNW-R], ‘opkweken, doen groeien’ in ghi queecte ... neghen maenden shemels coninc in uwen helighen lechaem [1400-20; MNW-R]; vnnl. queycken, quicken ‘voeden, opkweken, koesteren’ [1599; Kil.], ook overdrachtelijk ‘doen groeien, aanwakkeren’ in luiden ... die ... de partydigheit queekten ‘lieden die de partijdigheid aanwakkerden’ [ca. 1645; WNT], ‘fokken (van dieren)’ in die jongh gedierte queeckt en voedt [1657; WNT], ‘doen kiemen en groeien (van planten)’ in droogen ... queekt in ryke hooven ‘specerijen kweekt in weelderige tuinen’ [1671; WNT].
Afleiding van het reeds Oudnederlandse woord quic ‘levend, levendig’, zie → kwiek; kweken is dus letterlijk ‘doen leven’.
Os. quikon ‘weer levend maken’; oe. (ge)cwician ‘levend maken, worden’; < pgm. *kwikōn-. Daarnaast een -jan-afleiding pgm. *kwikjan-, waaruit: mnl. quicken ‘verlevendigen’, zie → verkwikken; mnd. quicken ‘gezond maken’; ohd. chwicchen (nhd. erquicken); en een ablautende vorm pgm. *kwaikjan-, waarvan mnl. queiken, queken ‘voeden, koesteren’; on. kveikja ‘levend maken’.
Uit pgm. *-i- in open lettergreep ontstaat in het Middelnederlands een lange -e-; uit pgm. *-ai- ontstaat via -ei- eveneens een lange -e-, zodat pgm. *kwikon- en *kwaikjan- in het Middelnederlands zijn samengevallen.
kweekschool zn. ‘opleidingsschool’. Nnl. kweekschool ‘leermiddel’ in Kweekschool voor liefhebbers der hooven en thuynen ‘leerboek voor tuinliefhebbers’ [1727; WNT], kweekschool ... [voor] onderwijzers [1776; WNT voldoen], kweekschool voor de zeevaart [1792; WNT], Rijks-kweekschool voor vroedvrouwen [1861; WNT]. Gevormd uit kweken ‘opvoeden, opleiden’ en → school 1 ‘leerschool’. Voor de opleiding tot onderwijzer of onderwijzeres werd in Nederland in de eerste helft van de 20e eeuw kweekschool de gebruikelijke naam, eerder heette deze opleiding ook wel normaalschool, zie → normaal; de kweekschool werd in 1969 omgedoopt tot pedagogische academie, tegenwoordig vaak pedagogische hogeschool. In België bleef de onderwijzersopleiding normaalschool heten tot die benaming in 1970 eveneens vervangen werd door pedagogische hogeschool.

P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpen

kweken* [verbouwen] {queken, queecken [in leven houden, voeden, opvrolijken] 1287} behoort bij kwik1 [levend(ig)].

J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leiden

kweken ww., mnl. quēken ‘voeden, koesteren, opvrolijken’, os. quikon ‘weer levend maken’, oe. cwician ‘levend maken of worden’, vgl. mnd. quēken ‘schudden, slingeren’ < germ. *kwikōn. — Daarnaast staan *kwikjan in mnl. quicken ‘verlevendigen, verkwikken’ (nnl. verkwikken), ohd. chwicchen ‘levend, fris maken, voeden, opkweken’ (nhd. erquicken), mnd. quicken ‘gezond maken’ en *kvaikjan in mnl. quêken, queiken ‘voeden, koesteren, opvrolijken’, on. kveikja ‘levend maken, vuur aansteken’. — Deze ww. zijn afgeleid uit de stam *kwika < * kwikwa, waarvoor zie: kwik 3.

N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haag

kweeken ww., dial. ook met ē (o.a. Beierl., Goer., Gron.). De ē-vorm (1), mnl. quēken “voeden, koesteren, opvroolijken, opgewekt zijn” = os. (â-)quikon “weer levend maken”, westf. (Soest) kviəkn “quecken”, os. quikon “vivere”, ags. cwician “levend maken, levend worden”, mnl. quēken“ schudden, slingeren” (? Zie kwik I). Hiernaast 2. mnl. quēken, queiken “voeden, koesteren, opvroolijken” (ook mnd. quêken naast quēken “levend(ig) maken, voeden, vermeerderen”?), on. kveikja “levend maken, opwekken, vuur aansteken”, en 3. mnl. quicken “verlevendigen, verkwikken” (nnl. alleen verkwikken), ohd. chwicchen “levend, frisch maken, voeden, opkweeken” (nhd. er-quicken), mnd. quicken “gezond maken”. 1 en 3 van wgerm. *kwik(w)a- (kwik II). Evenzoo got. gaqiujan “levend maken” van qius “levend.” 2 staat met kwik II in ablaut: het heeft het gewone causatief-type.

J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gent

kweeken o.w., Mnl. queken + On. kveikja: van den st. graad van Germ. wrt. kwīw = leven, terwijl verkwikken, kwik van diens zw. graad.

Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands

A.A. Weijnen (2003), Etymologisch dialectwoordenboek, Den Haag

kwikken fokken (Brabant). Of = kweken (met vocalisme uit een vervoegde vorm) of afl. bij kwik. ~ kwekwe ↑.
WBD 863.

J. van Donselaar (1989), Woordenboek van het Surinaams-Nederlands, Muiderberg

kweken (kweekte, gekweekt), 1. (i.h.a.) (op)-fokken, telen, groot brengen (planten, dieren, kinderen); laten groeien; verzorgen. Niemand van hen weet, dat de dokter en zijn zusters een grote tapijtslang* in een koperen ketel kweken (Ferrier 1968: 125). U kunt zich niet voorstellen hoe dankbaar het is kinderen te kweken mijnheer (Dobru 1968a: 20). Het jaar 1971 waarin Shew stierf, begon hij een baard te kweken en werd hij vegetariër (BN, najaar 1978: 101). Hij kweekt zijn haar hoog (Essed 127); NB bij kroesharigen is lang haar tevens ’hoog’ haar. Nagels kweken = nagels met opzet lang laten worden. - 2. (i.h.b.) opvoeden van een kweekkind*. Hij is in het district* geboren, maar die onderwijzer heeft hem gekweekt. - Etym.: AN k. = doen opgroeien, vroeger van planten, dieren en kinderen, later van planten en dieren (zie WNT 1916), nu alleen nog van planten. In Zeeuws (Ghijsen) en in BN wèl ook van dieren en kinderen.

Thematische woordenboeken

T. Pluim (1911), Keur van Nederlandsche woordafleidingen, Purmerend

Kweeken, denom. van kwik, z. d. w.

Uitleenwoordenboeken

N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015

kweek ‘het gekweekte’ -> Sranantongo kweki ‘het gekweekte, teelt; pleegkind; tam’.

kweken ‘verbouwen’ ->? Deens † kvæge ‘(poëtisch) tot leven brengen; verzorgen, voeden’ (uit Nederlands of Nederduits); Negerhollands queek ‘(op)voeden, opbrengen’; Sranantongo kweki ‘verbouwen, telen; fokken; opvoeden’.

Dateringen of neologismen

N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdam

kweken* verbouwen 1671 [WNT]

Overige werken

Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)

Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW.

Hosted by Instituut voor de Nederlandse Taal