Academia.edu no longer supports Internet Explorer.
To browse Academia.edu and the wider internet faster and more securely, please take a few seconds to upgrade your browser.
…
10 pages
1 file
In this contribution we describe how comparative dialectology in the Low Countries started with the gathering of dialect texts, and how a new research method, the dialect survey, arose. Next we describe the language maps and language atlases that were made on the basis of dialect surveys. We then turn to the various dialect groupings of Dutch, and the underlying principles. We subsequently look at the dialect geography of older periods of Dutch. We conclude with a brief view of the future.
2020
Onze lezing heeft twee doelstellingen: (i) de voorstelling van een recent gestart project (FWO18/KAN/009) voor de creatie van een gesproken corpus van de zuidelijk-Nederlandse dialecten (Oost-en West-Vlaams, Frans-Vlaams, Zeeuws-Vlaams, Brabants en Limburgs) en (ii) het voorstellen van de eerste resultaten van een syntactische studie gebaseerd op het nieuwe corpus. Het Geparste Corpus van de zuidelijk-Nederlandse Dialecten is gebaseerd op nieuwe transcripties van een strategische selectie van 40 van in totaal 783 dialectopnames. Die opnames bevatten vrije gesprekken in de lokale dialecten van sprekers geboren rond 1900 in 550 verschillende locaties. De opnames werden tussen 1963 en 1976 aan de Universiteit Gent gemaakt (cf. Vanacker & De Schutter 1967) en in 2014 gedigitaliseerd (www.dialectloket.be/geluid/stemmen-uit-het-verleden/). Wij brengen verslag uit over de ontwikkeling van een tweelagig transcriptieprotocol en de taalkundige verrijking van de transcripties met tags voor woordsoorten (POS) en syntactische informatie (parsing). In vergelijking met andere dialectcorpora zoals de SAND ), SyHD (Fleischer et al. 2015) of SADS (Glaser & Bart 2015) is ons corpus uniek doordat het volledig op spontaan gesproken taal gebaseerd is, niet op bevragingen. Doordat de sprekers rond 1900 geboren zijn (de oudste in 1871), representeert het corpus bovendien een historisch taalstadium. In het geval van het Frans-Vlaams bevat het zelfs de laatste getuigenissen van een zo goed als verdwenen taal (Ryckeboer 2013). In vergelijking met andere Germaanse talen vertonen de zuidelijk-Nederlandse dialecten een aantal opvallende typologische bijzonderheden. Sommige ervan zijn al in de taalkundige literatuur besproken, zoals vooropplaatsing zonder inversie (1) (e.g. , Saelens et al. 2016;, of het gebruik van verschillende types van discourspartikels (e.g. Haegeman & Hill 2013), zoals het nietnegatief gebruik van het oorspronkelijke ontkenningspartikel en in (2) (e.g. , 2015). Veel van het recentere onderzoek naar de zuidelijk-Nederlandse dialecten maakt gebruik van de grote Nederlandse dialectatlassen, nl. de FAND/MAND (Goeman & Taeldeman 1996) en de SAND , die gebaseerd zijn op geëliciteerde data (m.b.v. vragenlijsten) en introspectieve data (bevraging van moedertaalsprekers). Bevragingen zijn echter niet geschikt om patronen op te vragen die een specifieke discourscontext in spontaan gesproken taal vereisen, en dus moeilijk in een geconstrueerde experimentele setting gerealiseerd worden, zoals voorbeelden (1) en (2). Ook het gebruik van introspectieve gegevens is maar een gedeeltelijke oplossing, vooral gezien het gevorderde dialectverlies in Vlaanderen (Ghyselen & Van Keymeulen 2014).
Handelingen - Koninklijke Zuid-Nederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis, 1970
Taal en Tongval
Dialect and standard language in contact. The many forms of the Langstraat dialect Over the past century, the dialects of the Langstraat region in the province of Noord-Brabant have structurally changed under the influence of the Dutch standard language. The younger dialect varieties that have emerged, have lost characteristic features through time and have adopted features of Standard Dutch. Despite convergence and dialect levelling, however, more variation arises with new forms that sometimes exhibit even more divergent features than their traditional counterparts. Moreover, all participants in the present study seem to use a diversity of linguistic forms and intermediate forms are all but fixated, and even one and the same speaker shows diversity in the use of his dialect.
Nederlandse Taalkunde, 2010
1989
Typologieën van bewonings-en perceelsvormen. Een overzicht van bestaand werk en Nederland en buurlanden.
Brood & Rozen, 2006
BMGN - Low Countries Historical Review, 2004
Deze geschiedenis van Holland behoort tot een lastig genre. Lastig voor redactie en auteurs, en lastig ook voor een bespreker. Wat immers is de bedoeling van een dergelijk boek, en in verband daarmee, volgens welke maatstaven moet het beoordeeld worden? De veertien bijdragen zijn geschreven door vijftien wetenschappers die hun sporen verdiend hebben. Maar de hele opzet van het werk maakt duidelijk dat hun beoogd publiek eerder tot de categorie 'algemeen ontwikkeld', dan tot dat van de collega-historici gerekend moet worden. Het boek ambieert klaarblijkelijk om wetenschappelijke kennis samen te vatten en aan een niet-wetenschappelijk publiek over te dragen. Daarbij mogen dan criteria als 'betrouwbaarheid', 'volledigheid' en 'toegankelijkheid' worden gehanteerd. Wat dat betreft hebben de lezers van dit boek niets te klagen. In een prettig leesbare stijl worden door ter zake deskundige auteurs de belangrijkste feiten en ontwikkelingen voorgesteld. Luuc Kooijmans en Carly Misset zetten in het eerste hoofdstuk de politieke ontwikkelingen op een rijtje, Taeke Stol bericht over de waterstaatkundige verwikkelingen, terwijl Jan Bieleman (landbouw) en Milja van Tielhof (handel en nijverheid) de economie voor hun rekening nemen. Drie hoofdstukken van Jan Lucassen (bevolking), Paul Knevel (maatschappelijke groepen) en Jo Spaans (sociale zorg) behandelen de sociale aspecten, waarna Paul Abels de kerkelijke geschiedenis uit de doeken doet. Willem Otterspeer bijt met een hoofdstuk over de wetenschap het spits af in het culturele gedeelte, gevolgd door Eddy Grootes (literatuur), Eric Jan Sluijter (schilderkunst), Louis Peter Grijp (muziek) en Freek Schmidt (bouwkunst). Het boek eindigt met een slotbeschouwing van Willem Frijhoff. Wie met de materie vertrouwd is wordt zo nu en dan verrast-Lucassen verstrekt nieuwe ramingen over aantallen stedelingen omstreeks 1680 en 1750, Jo Spaans komt met enkele mij onbekende gegevens over provinciale wetgeving inzake de armenzorg, Sluijter geeft een nieuwe synthese van het werk over de canonvorming rond de 'Hollandse school'-maar men zal hier toch vooral een competente samenvatting van de resultaten van recent onderzoek aantreffen. Daar is niets mis mee, want dat was precies de bedoeling en wanneer het beoogde bredere publiek in groten getale op deze manier daarover geïnformeerd wordt, is het belangrijkste doel van dit boek bereikt. De toegankelijkheid wordt niet weinig vergroot door een ruimhartig illustratiebeleid, met geregeld verrassende afbeeldingen die goed aansluiten bij de tekst. Wat dat betreft verdienen ook vormgever en uitgever een compliment. So far so good. Men zou wellicht ook enkele additionele eisen aan een boek als dit mogen stellen: 'verantwoording', 'evenwichtigheid', 'historiciteit' en 'samenhang'. Om met het eerste te beginnen, daar is de redactionele politiek niet helemaal helder. Sommige hoofdstukken zijn uitvoerig geannoteerd, andere uitsluitend bij de citaten, het eerste zelfs daar niet. Bij alle hoofdstukken is een beredeneerde literatuuropgave, en die heeft soms het karakter van verantwoording, maar lijkt in andere gevallen slechts bedoeld als leeswijzer. Ook met de 'evenwichtigheid' is iets merkwaardigs aan de hand. Niet minder dan vijf van de veertien hoofdstukken zijn gewijd aan wetenschap en cultuur. Daarbij steekt een enkel hoofdstuk over de politiek wel mager af, te meer daar er bij voorbeeld heel weinig te vinden is over de werking van de openbare instellingen. De justitie, om een ander thema te noemen, dat bovendien niet van actualiteit is ontbloot, komt in het hele boek niet voor. En waarom wel het muziekleven behandeld, waarvan Grijp zelf zegt dat het eigenlijk niet erg bijzonder was, en niet de marine die Hollands naam en faam op de zeven zeeën uitdroeg? Maar de belangrijkste problemen zitten toch bij de laatste twee criteria. Door de thematische behandeling van ruim twee eeuwen
Nederlandse taalkunde, 2009
Loading Preview
Sorry, preview is currently unavailable. You can download the paper by clicking the button above.
BMGN - Low Countries Historical Review, 2000
AGORA Magazine, 2010
Handelingen - Koninklijke Zuid-Nederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis, 1970
Handleidingen agentschap Onroerend Erfgoed
Archeologie in Vlaanderen, 1995
Archeologie in Vlaanderen
De Uil van Minerva, 2011
Tijdschrift voor Sociale en Economische Geschiedenis/ The Low Countries Journal of Social and Economic History
Bulletin KNOB, 2013
Archeologie in Vlaanderen
BMGN - Low Countries Historical Review, 1997
Relicta. Archeologie, Monumenten- en Landschapsonderzoek in Vlaanderen, 2005
Leidschrift : Elites, 2000