Thesis Chapters by Noor De Dyn

Belgienbild der deutschsprachigen Studierenden in Germersheim. Eine mixed-Methods Fallstudie, 2021
Bislang existiert noch keine systematische Erforschung des Nationenbildes von Belgien im deutschs... more Bislang existiert noch keine systematische Erforschung des Nationenbildes von Belgien im deutschsprachigen Raum (Grünewald, 2018; Roland, 2014). Diese Informationen sind aber für Übersetzer*innen und Dolmetscher*innen interessant, um die Kenntnisse und Einstellungen des Zielpublikums über die originalsprachliche Kultur beim Übersetzen berücksichtigen zu können. Mit der vorliegenden Arbeit wird die Datenbasis zu diesem Thema erweitert, auf der Folgestudien zum Nationenbild Belgiens aufbauen können. Es gibt keine eindeutigen Forschungserkenntnisse zum Belgienbild der Deutschsprachigen: Aus einigen individuellen studentischen Untersuchungen (De Kerpel (2015); Hoste (2013); Vereecke (2013)) ergab sich ein neutrales bis positives Belgienbild bei deutschsprachigen Studierenden unterschiedlicher Universitätsstädte, De Brabant (2018) und Buckens (2017) berichteten im Bereich des Journalismus hingegen über ein negatives Belgienbild in der deutschen Presse. Die vorliegende Arbeit basiert methodologisch auf den Studien von Jansen (1993), Hoste (2013), Vereecke (2013) und De Kerpel (2015) und folgt einem Mixed Methods-Ansatz: Zuerst wurde eine Online-Befragung durchgeführt, wonach eine Fokusgruppendiskussion, die auf den Ergebnissen des Fragebogens basiert, organisiert wurde. Bei der Untersuchung des Nationenbild Belgiens wurde besonderer Wert auf die vier Komponenten des Nationenbildes nach Jansen (1993) gelegt: Einstellung, Interesse, objektive Kenntnisse und subjektive Kenntnisse. Im Allgemeinen konnte bei den Studierenden in Germersheim ein positives Belgienbild festgestellt werden. Die Befragten stehen Belgien positiv gegenüber und assoziierten vor allem Positives wie Kulinarisches und die Europäische Union wird mit dem Wort „Belgien“. Das Interesse an Belgien ist mäßig bis hoch, was dem eher geringen objektiven Kenntnisstand gegenübersteht. Da in dieser Studie nur deutschsprachige Studierende in Germersheim befragt wurden und sie eine Momentaufnahme ist, wären weitere Befragungen anderer Teile der Bevölkerung und in anderen Regionen notwendig, um Aussagen bezüglich des Belgienbildes im deutschsprachigen Raum verallgemeinern zu können.
Drafts by Noor De Dyn

Door de jaren heen is er al veel onderzoek gevoerd naar wat een goede taalleerkracht precies is. ... more Door de jaren heen is er al veel onderzoek gevoerd naar wat een goede taalleerkracht precies is. Over het perspectief van middelbareschoolleerlingen is er echter weinig te vinden. Uit literatuurstudies blijkt dat het beeld van de ideale taalleerkracht voornamelijk georiënteerd is op het Engels en grotendeels louter kwantitatief onderzocht werd door leerkrachten te bevragen.
Dit onderzoek heeft als doel een beeld te krijgen van wat leerlingen uit verschillende richtingen uit het zesde en zevende jaar in het secundair onderwijs als goed taalonderwijs ervaren, door hen te bevragen over hoe zij de ideale taalleerkracht zien. Op die manier tracht deze paper adviezen over goed taalonderwijs te formuleren die de leerlingen voor talen motiveren. Deze adviezen zouden als inspiratiebron kunnen fungeren om het taalonderwijs te optimaliseren. De gegevens voor het leerlingenbeeld van de ideale taalleerkracht werden verzameld aan de hand van explorerende, semigestructureerde focusgroepsgesprekken (Baarda et al., 2021; Dresing & Phel, 2018; Morgan, 1997b). In totaal werden uit zestien focusgroepen van ongeveer dertig minuten, verspreid over steden en dorpen in heel Vlaanderen, gegevens verzameld en getranscribeerd volgens het systeem van Dresing en Phel (2015).
Uit de gesprekken blijkt dat dat leerlingen belang hechten aan taalleerkrachten die, naast de taal die ze aanleren, ook het Nederlands hanteren in hun lessen, leerlingen niet afstraffen op foute antwoorden en bereid zijn om leerstof te herhalen. Verder maken ze gebruik van leuke activiteiten en (digitaal) lesmateriaal, houden ze rekening met de tempoverschillen binnen hun klasgroepen en laten ze leerlingen aan de slag gaan met de doeltaal, waarbij authentieke situaties een groot pluspunt zijn. Tot slot moeten de taalleerkrachten gemotiveerd zijn en een passie tonen voor de taal die ze aanbrengen aan hun leerlingen.

This case study explores the connections between diversity and translated adult literature in the... more This case study explores the connections between diversity and translated adult literature in the library of Heusden-Zolder. Cultural diversity is omnipresent and has many advantages for humanity, according to UNESCO (UNESCO & UN, 2005). This makes it necessary to analyse the expression and interaction of diversity in real-life settings such as libraries. Since translations enable diversity (Sapiro, 2010), it is useful to gain insight into translation flows. In this manner, this kind of research can contribute to the debate on globalization (Heilbron, 1999). Heilbron (1999; 2000a; 2000b) already examined intraduction into and extraduction from Dutch, but only for the Netherlands, which leaves no information in this discourse for Flanders. This paper draws theoretically Heilbron (1999; 2000a; 2000b), De Swaan (2002), Bourdieu (1992), Latour (1997; 1998) and Mani (2017) and thus supplements, from the perspective of the sociology of translation, data on the language system, the translation system, bibliomigrancy and the Actor Network Theory (ANT). Both quantitative and qualitative data provide the foundation for the analysis. For the quantitative data collection, data from the online public catalogue of the library of Heusden-Zolder and data from the Index Translationum (UNESCO, 2010) were gathered with special focus on three central languages (English, French and German) and three peripheral languages that correspond to the three most common migration backgrounds in the city Heusden-Zolder (Turkish, Bulgarian and Italian). This methodology is based on the case study of Ursu & Cuza (2014). The quantitative data are combined with qualitative data from the interview with the manager of adult literature at the library of Heusden-Zolder. This paper shows that the global translation flows and the specific translation flow "extraduction to Dutch" do not correspond with the offer of translated adult literature in the library of Heusden-Zolder. Although the hegemony of English is confirmed, the proportions of the other source languages differ from the data of the Index Translationum (UNESCO, 2010). In this respect, the diversity of the book offer can be seen as both diverse and non-diverse, depending on the point of view. It was also discovered that the library's book offering does not reflect the population of Heusden-Zolder and that European languages dominate the book offer. The most common migration backgrounds (Turkish, Bulgarian and Italian) (Statbel, 2021a; Statbel, 2021b) are not represented in the book offer, showing that little account is taken of linguistic diversity. Nevertheless, it was found that the library tries to promote diversity in different areas (such as genres, subjects, etc.).
Uploads
Thesis Chapters by Noor De Dyn
Drafts by Noor De Dyn
Dit onderzoek heeft als doel een beeld te krijgen van wat leerlingen uit verschillende richtingen uit het zesde en zevende jaar in het secundair onderwijs als goed taalonderwijs ervaren, door hen te bevragen over hoe zij de ideale taalleerkracht zien. Op die manier tracht deze paper adviezen over goed taalonderwijs te formuleren die de leerlingen voor talen motiveren. Deze adviezen zouden als inspiratiebron kunnen fungeren om het taalonderwijs te optimaliseren. De gegevens voor het leerlingenbeeld van de ideale taalleerkracht werden verzameld aan de hand van explorerende, semigestructureerde focusgroepsgesprekken (Baarda et al., 2021; Dresing & Phel, 2018; Morgan, 1997b). In totaal werden uit zestien focusgroepen van ongeveer dertig minuten, verspreid over steden en dorpen in heel Vlaanderen, gegevens verzameld en getranscribeerd volgens het systeem van Dresing en Phel (2015).
Uit de gesprekken blijkt dat dat leerlingen belang hechten aan taalleerkrachten die, naast de taal die ze aanleren, ook het Nederlands hanteren in hun lessen, leerlingen niet afstraffen op foute antwoorden en bereid zijn om leerstof te herhalen. Verder maken ze gebruik van leuke activiteiten en (digitaal) lesmateriaal, houden ze rekening met de tempoverschillen binnen hun klasgroepen en laten ze leerlingen aan de slag gaan met de doeltaal, waarbij authentieke situaties een groot pluspunt zijn. Tot slot moeten de taalleerkrachten gemotiveerd zijn en een passie tonen voor de taal die ze aanbrengen aan hun leerlingen.
Dit onderzoek heeft als doel een beeld te krijgen van wat leerlingen uit verschillende richtingen uit het zesde en zevende jaar in het secundair onderwijs als goed taalonderwijs ervaren, door hen te bevragen over hoe zij de ideale taalleerkracht zien. Op die manier tracht deze paper adviezen over goed taalonderwijs te formuleren die de leerlingen voor talen motiveren. Deze adviezen zouden als inspiratiebron kunnen fungeren om het taalonderwijs te optimaliseren. De gegevens voor het leerlingenbeeld van de ideale taalleerkracht werden verzameld aan de hand van explorerende, semigestructureerde focusgroepsgesprekken (Baarda et al., 2021; Dresing & Phel, 2018; Morgan, 1997b). In totaal werden uit zestien focusgroepen van ongeveer dertig minuten, verspreid over steden en dorpen in heel Vlaanderen, gegevens verzameld en getranscribeerd volgens het systeem van Dresing en Phel (2015).
Uit de gesprekken blijkt dat dat leerlingen belang hechten aan taalleerkrachten die, naast de taal die ze aanleren, ook het Nederlands hanteren in hun lessen, leerlingen niet afstraffen op foute antwoorden en bereid zijn om leerstof te herhalen. Verder maken ze gebruik van leuke activiteiten en (digitaal) lesmateriaal, houden ze rekening met de tempoverschillen binnen hun klasgroepen en laten ze leerlingen aan de slag gaan met de doeltaal, waarbij authentieke situaties een groot pluspunt zijn. Tot slot moeten de taalleerkrachten gemotiveerd zijn en een passie tonen voor de taal die ze aanbrengen aan hun leerlingen.